Radiotherapie bij longkanker

Bij radiotherapie wordt gebruikgemaakt van straling. Dit kan röntgenstraling zijn, elektronenstraling of straling vanuit een radioactieve bron. Deze soorten van straling zijn onzichtbaar en laten geen radioactiviteit achter in het lichaam. Radiotherapie is een van de behandelingsmogelijkheden van longkanker, naast chirurgie en chemotherapie. Radiotherapie heeft een loco-regionale werking. Dit wil zeggen dat naast het gebied van de tumor ook het aangrenzende weefsel, met name de aangrenzende lymfeknopen, mee wordt bestraald. Het kan dus een groter gebied bestrijken dan de operatie alleen.

De bestraling wordt bijna altijd uitwendig gegeven. Op speciale wijze en op bijzondere indicatie kan bestraling ook inwendig in de luchtweg gegeven worden (brachytherapie). Er wordt dan door middel van een dun slangetje, dat in de luchtweg zit, een radioactieve bron geleid. Deze blijft zitten totdat er voldoende straling is afgegeven. Na de behandeling wordt deze bron verwijderd en blijft er geen radioactiviteit in het lichaam achter. De behandelingsduur bij radiotherapie is meestal van korte duur, dit duurt slechts een paar minuten.

Wat doet radiotherapie?

De straling vernietigt de cellen. Naast directe celdood heeft straling ook effect op het erfelijk materiaal van de cel. Door deze genetische schade kan de cel niet meer delen en kan deze zich niet meer herstellen na opgelopen schade.
De kankercellen zijn gevoeliger voor deze straling dan gezonde cellen. Hierdoor is het mogelijk de kankercellen meer selectief te treffen en de gezonde weefsels te ontzien. In principe zijn alle weefsels die zich snel delen gevoelig voor straling: kwaadaardige cellen, haren, slijmvliezen en het beenmerg. Bij het berekenen van de toe te dienen dosis straling moet rekening gehouden worden met deze weefsels, zodat deze geen onherstelbare schade oplopen.

Kijk voor meer informatie op www.longkankernederland.nl.