Medicijnen hart- en vaatziekten

Medicijnen spelen een belangrijke rol in onder andere het voorkomen en behandelen van een hartinfarct, hartfalen en ritmestoornissen. Het hart wordt ontlast en verdere uitbreiding van aderverkalking wordt zoveel mogelijk onderdrukt. Het is daarom belangrijk om deze medicijnen volgens voorschrift in te nemen. Ook is het belangrijk dat u zelf weet welke medicijnen u slikt. U wordt dan ook geadviseerd om na ontslag uit het ziekenhuis altijd een recente medicijnenlijst bij u te dragen. 

Bloedverdunners

Bloedverdunners voorkomen stolselvorming in de kransslagaders. Sommige bloedverdunners remmen het samenklonteren van bloedplaatjes (bloedplaatjesremmers), anderen remmen de stolling (antistollingsmiddelen oftewel "coumarines"). 

Bloedplaatjesremmers worden onder anderen gegeven bij pijn op de borstklachten (angina pectoris), aderverkalking en als u een hartinfarct heeft gehad. Bij boezemfibrilleren, kunstkleppen van het hart en verminderde hartfunctie wordt een antistollingsmiddel gegeven.

Bloedplaatjesremmers

Voorbeelden:

  • Acetylsalicylzuur
  • Carbasalaatcalcium (ascal)
  • Clopidogrel (Plavix)
  • Prasugrel (Efient)
  • Ticagrelor (Brilique)

Antistollingsmiddelen (hiervoor komt u onder controle bij de thrombosedienst)

Voorbeelden:

  • Fenprocoumon (Marcoumar)
  • Acenocoumarol (Sintrom)

Cholesterolverlagers

Cholesterolverlagers verlagen het cholesterol door de aanmaak hiervan in de lever te remmen. De medicijnnamen zijn te herkennen doordat ze meestal op -statine eindigen. 

Mede door onze westerse eetgewoonten is het cholesterol van veel mensen te hoog, hoewel ook erfelijke aanleg een belangrijke rol speelt. Het is daarom belangrijk dat u, naast een gezond dieet, ook een cholesterolverlagend middel gebruikt. Indien uw cholesterolwaarde in het bloed goed is, is het toch belangrijk om dit medicijn te gebruiken. Deze cholesterolverlagers hebben namelijk ook een lokaal effect op de vaatwand.

Voorbeelden:

  • Simvastatine
  • Pravastatine
  • Atorvastatine (Lipitor)
  • Rosuvastatine (Crestor)

Bètablokkers

Bètablokkers eindigen meestal op -ol en hebben de volgende functies: 

  • Verlagen van de bloeddruk
  • Vertragen van de hartslag
  • Verminderen van de zuurstofbehoefte van het hart

Bètablokkers verminderen de zuurstofbehoefte van het hart door de bloeddruk te verlagen en de hartslag te vertragen. Ook wordt de kans op een ernstige ritmestoornis verkleind. Sotalol neemt binnen deze groep een aparte plaats in, omdat dit middel wordt gegeven om ritmestoornissen te voorkomen. 

Voorbeelden:

  • Metoprolol (Selokeen)
  • Bisoprolol (Emcor)
  • Nebivolol (Nebilet)
  • Carvedilol (Eucardic)
  • Atenolol
  • Sotalol: voorkomt ook ritmestoornissen

ACE-remmers en angiotensine-II remmers

ACE-remmers eindigen meestal op -pril en AT II-remmers eindigen meestal op -tan

  • Verlagen van de bloeddruk

ACE-remmers zijn medicijnen die ervoor zorgen dat het hart in model blijft, waardoor de pompfunctie zo goed mogelijk blijft. Ook door verlaging van de bloeddruk ontlasten de ACE-remmers het hart. Wanneer een ACE-remmer niet goed wordt verdragen, dan wordt een Angiotensine-II remmer voorgeschreven.

Voorbeelden:

  • Perindopril (Coversyl)
  • Captopril
  • Enalapril (Renitec)
  • Lisinopril (Zestril)
  • Losartan (Cozaar)
  • Candesartan (Atacand)
  • Irbesartan (Aprovel)
  • Valsartan (Diovan)

Calciumantagonisten

  • Verlagen de bloeddruk
  • Verhogen de zuurstoftoevoer naar het hart
  • Sommige types vertragen ook het hartritme

Calciumantagonisten zijn medicijnen die ervoor zorgen dat de spieren zich ontspannen en de bloedvaten verwijden waardoor de bloeddruk omlaag gaat. Doordat het hart zich ontspant, neemt de zuurstofbehoefte af en doordat de kransslagaders zich verwijden, neemt het zuurstofaanbod toe. Er zijn 2 soorten calciumatagonsten: de "dihydropyridine" calciumkanaalblokkers geven vooral het vaatverwijdende effect, waardoor de bloeddruk daalt. De "non-dihydropyridine" calciumkanaalblokkers geven geven vooral een geleidingsvertragend effect.

Voorbeelden:

• Amlodipine (Norvasc)

• Nifedipine (Adalat)

• Verapamil (Isoptin): ook effect op het hartritme

• Diltiazem (Tildiem): ook effect op het hartritme

Nitraten

• Vaatverwijders: verhogen de bloedtoevoer naar het hart ("onder de tong")

• Kortwerkende nitraten: bij pijn op de borst (spray of tabletje onder de tong)

• Langwerkende nitraten

Nitraten zijn middelen die de bloedvaten verwijden. Ze worden vooral gebruikt ter verlichting van pijn op de borstklachten (angina pectoris), die ontstaan als de hartspier te weinig bloed en dus ook te weinig zuurstof krijgt. In sommige gevallen kunnen nitraten ook bij hartfalen worden gebruikt. Er bestaan verschillende typen nitraten, waaronder glyceroltrinitraat (nitroglycerine), isosorbidedinitraat en isosorbidemononitraat. Deze verschillen vooral in werkingsduur.

Voorbeelden:

• NTG-spray (Nitroglycerine): onder de tong

• Isordil: onder de tong

• Isosorbimononitraat (Monocedocard, Promocard)

Diuretica (plastabletten)

Een diureticum is een middel dat de uitscheiding van water door de nieren bevordert. Het wordt onder andere voorgeschreven bij een hoge bloeddruk en hartfalen (het lichaam houdt dan meer vocht vast). Het gevolg hiervan is een verhoogde productie van urine. Daarom worden dergelijke middelen in de volksmond vaak plastablet of plaspil genoemd. Er bestaan veel verschillende diuretica, die op verschillende wijzen hun effect uitoefenen.

Voorbeelden:

• Hydrochloorthiazide, Chloorthalidon, Chloorthiazide

• Furosemide (Lasix)

• Bumetanide (Burinex)

• Spironolacton (Aldactone)

Hartglycosiden

Het medicijn digoxine doet twee dingen: het versterkt de knijpkracht van het hart en het vertraagt het hartritme. Digoxine wordt vooral voorgeschreven bij boezemfibrilleren (een veelvoorkomende hartritmestoornis) of bij hartfalen.

Voorbeeld:

• Digoxine (lanoxin)

Bijwerkingen 

Naast de gewenste werking kan een medicijn bijwerkingen hebben. Dit zijn onbedoelde en ongewenste werkingen van het geneesmiddel. Het optreden van bijwerkingen is per patiënt verschillend. Mogelijke bijwerkingen zijn terug te vinden in de bijsluiter van het medicijn. Bijwerkingen zijn vaak tijdelijk, omdat het lichaam moet wennen aan het nieuwe geneesmiddel. Het is raadzaam om al deze bevindingen te noteren en te bespreken met uw cardioloog of verpleegkundig specialist tijdens het polibezoek. Zo mogelijk kan de dosis worden aangepast of het medicijn worden veranderd.