Dotterbehandeling

Wat is een dotterbehandeling?

Met een dotterbehandeling (ook wel percutane coronaire interventie, afgekort PCI genoemd) kan een vernauwing of afsluiting van de kransslagaderen van het hart verholpen worden. Een vernauwing van de kransslagaderen kan de oorzaak zijn van angina pectoris of een hartinfarct. De bloedstroom door het kransslagvat is belemmerd, waardoor er niet voldoende zuurstof naar de hartspier kan worden vervoerd. Dit veroorzaakt onder meer een drukkende pijn op de borst.

De dotterbehandeling is erop gericht de blokkade van de kransslagader op te heffen. Hierdoor wordt de bloedstroom weer normaal en verdwijnen de klachten. 

Voorbereiding

Voor een dotterbehandeling wordt u een of twee dagen in het ziekenhuis opgenomen. Zodra de opnamedatum bekend is, ontvangt u een brief thuis. 

Op de dag van het onderzoek moet u nuchter zijn. U kunt uw medicijnen innemen zoals u dat gewend bent. Patiënten met diabetes moeten in sommige gevallen hun medicatie aanpassen. Als dit bij u het geval is, zal uw arts dit met u bespreken. 

Wanneer u bloedverdunnende medicijnen gebruikt, zoals de antistollingsmiddelen Marcoumar en Acenocoumarol, moet u de trombosedienst op de hoogte stellen van uw opname in het ziekenhuis.

Tijdens het onderzoek wordt gebruik gemaakt van röntgenstraling. Als u zwanger bent, is deze behandeling daarom niet geschikt.  

Als u een verminderde nierfunctie heeft, dient u vanwege de belasting van de contrastvloeistof vooraf behandeld te worden. Als u allergisch bent voor contrastvloeistof, moet u dit van tevoren aangeven.

De behandeling

Hoe gaat de behandeling in zijn werk?

Tijdens het onderzoek ligt u op een behandeltafel. U wordt, vanwege het steriel werken, voor een deel afgedekt met een laken. U krijgt een plaatselijke verdoving op de plek waar de katheter ingebracht wordt; dit kan via de slagader in de lies, pols of elleboog gebeuren. Vervolgens brengt de cardioloog via de ader een katheter in de bloedbaan tot aan de kransslagaderen. Er wordt contrastvloeistof ingespoten om de aderen zichtbaar te kunnen maken met behulp van röntgenstraling. 

In het kransslagvat wordt op de plaats van de vernauwing een ballonnetje opgeblazen en verwijd tot de normale grootte van het vat. Hierdoor wordt het bloedvat weer geopend en kan het bloed weer vrij door het vat stromen. Vaak wordt er daarna ter hoogte van de vernauwing een stent geplaatst. Dit is een metalen buisje wat lijkt op een pennenveertje en zorgt ervoor dat het kransslagvat open blijft. 

Stents kunnen een medicijn bevatten dat de weken na de dotterbehandeling aan de bloedbaan wordt afgegeven. Dit medicijn helpt nieuwe vernauwingen ter hoogte van de geplaatste stent te voorkomen. Tijdens en na de procedure krijgt u via een infuus bloedverdunnende medicijnen toegediend die moeten voorkomen dat er stolsels in de kransslagvaten ontstaan. Als de behandeling klaar is, wordt de katheter uit de slagader verwijderd. 

Waar moet u op letten direct na de behandeling?

Na de behandeling wordt het aangeprikte bloedvat dichtgedrukt en er wordt een drukverband of speciaal oplosbaar "plugje" aangebracht om het bloeden te stoppen. Het drukverband blijft een aantal uur zitten om te zorgen dat het bloedvat goed kan genezen. U dient in die tijd op uw rug te blijven liggen.

Om ervoor te zorgen dat het bloedvat goed kan herstellen, moet u een aantal dagen uw been of arm zo min mogelijk belasten. U mag niet sporten, een aantal dagen niet autorijden en ook niet zwaar tillen.